“En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn, en aan alle volk en stam en taal en natie; en hij zeide met luide stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.”

Openbaring 14: 6, 7.

 

Er is al eerder op gewezen dat het oordeel dat hier besproken wordt een oordeel is voor allen, die op de aarde gezeten zijn. Dat wordt nader omschreven als een boodschap die gaat tot “alle volk en stam en taal en natie”. Het komt dus tot hen in de moedertaal. Een boodschap aan alle volken en stammen en talen. Alle aardbewoners zijn betroffen. De boodschap gaat met een luide roep. Dat wil zeggen dat de feiten aangekondigd in de boodschap, tegenwoordige waarheid zijn geworden en dat God de bood- schap krachtig ondersteunt.

 

Waarom gaat het dan in deze boodschap?

 

Het oordeel dat hier aangekondigd wordt is niet de voltrekking van het vonnis. Er is evangelie, dat wil zeggen, redding in deze boodschap. De mensen worden opgeroepen om God te vrezen en Hem eer te geven. Ten derde; het onderzoek is begonnen en het zal leiden tot een vonnis.